Henosis: Mystieke eenheid & zelfrealisatie d.m.v. ego-dood
- Cornelis Nielson
- 16 feb 2024
- 4 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 16 okt 2024
Henosis (Oudgrieks: ἕνωσις) is het klassieke Griekse woord voor mystieke "eenheid", of "vereniging". In het neoplatonisme is henosis eenwording met wat fundamenteel is in de werkelijkheid: het Ene (Τὸ Ἕν), de Bron of de Monade.
Plotinus' fasen van 'mystieke vereniging met de Ene' zoals gegeven door Mazur (2021):
• Fase 1, Catharsis: zelfzuivering (afairesis) van elke besmetting met veelheid (van elke gedachte, kennis of mentale activiteit); Het ‘verwijderen’ van het Zijn zelf.
• Fase 2, Mystieke zelfterugkeer: "Het intellect ... moet zich ‘achterwaarts terugtrekken’ en zich overgeven aan wat erachter ligt"
• Fase 3, Autophanie/zelfrealisatie: stralende visie op het eigen zelf. - Fase 3.2, Zelf-unificatie/vereniging: “één worden uit velen” • Fase 4, Annihilatie/vernietiging: Ego-dood is een "volledig verlies van subjectieve zelfidentiteit".
• Fase 5, Vereniging met de Ene
- Fase 5.2, Desubjectificatie
Psychoanalyse
Zelfrealisatie is een term die wordt gebruikt in de westerse psychologie, filosofie en spiritualiteit; en in Indiase religies. In de westerse opvatting is het de ‘zelfvervulling van de mogelijkheden van iemands karakter of persoonlijkheid’ (zie ook zelfactualisatie). Volgens de Indiase opvatting is zelfrealisatie de bevrijdende kennis van het ware zelf, hetzij als de permanente, onsterfelijke Purusha of als getuige-bewustzijn, dat atman (essentie) is, of als de afwezigheid (sunyata) van zo'n permanent zelf.
Jainisme
De jaïnistische filosofie is een van de oudste wereldfilosofieën die het lichaam (materie) volledig scheidt van de ziel (bewustzijn). Individueel geweten en individueel bewustzijn staan centraal in de jaïnistische filosofie. Zelfrealisatie is een van de belangrijkste vereisten om de ultieme verlichting en bevrijding (moksha) te bereiken. Zelfrealisatie betekent het afpellen van verzonnen lagen van de eigen persoonlijkheid om het ware zelf en daarmee de ware aard van de werkelijkheid te begrijpen. In het jaïnisme wordt karma afgeschilderd als onzichtbare deeltjes van subtiele materie die zich hechten aan een levend organisme of Jiva. Deze deeltjes komen samen en vormen een film van negativiteit en duisternis rond de ziel die het ware bewustzijn verduistert, waardoor de Jiva het contact met zijn oorspronkelijke essentie als ziel verliest. Deze karmische deeltjes hebben de neiging soortgelijke deeltjes aan te trekken die de instroom van gunstige en ongunstige karmische materie in de ziel (Āsrava) veroorzaken. Dit leidt ertoe dat het organisme in de slavernij van lust, wereldse genoegens, ego, haat, jaloezie, woede, enz. vervalt. Zo maakt zelfrealisatie de weg vrij om dit proces eenvoudigweg om te keren en de zoeker te helpen zelf de absolute waarheid te ontcijferen. Het jainisme verwerpt resoluut het geloof van een schepper, en dat één wezen als enige verantwoordelijk is voor zijn gedachten, daden en de gevolgen daarvan.
Hindoeïsme
In het hindoeïsme is zelfrealisatie (atma-jnana of atmabodha) kennis van het getuigenbewustzijn, het ware zelf dat gescheiden is van waanvoorstellingen en identificatie met mentale en materiële verschijnselen.Zelfrealisatie wordt beschouwd als de toegangspoort tot moksha, bevrijding/vrijheid van wedergeboorte. Deze toestand wordt bereikt wanneer de Kundalini-kracht door het Sahasrara-chakra bij de kruin van het hoofd dringt. De realisatie van het Zelf, Parashiva, dat wordt beschouwd als de bestemming van elke ziel, is haalbaar door verzaking, aanhoudende meditatie en het voorkomen van de ontkieming van toekomstig karma (vaak wordt de uitdrukking 'de zaden van karma bakken' gebruikt).
Boeddhisme
Omdat het boeddhisme het bestaan van een afzonderlijk zelf ontkent, zoals uiteengezet in de leringen van anatman en sunyata, is zelfrealisatie voor het boeddhisme een contradictio in terminis. Hoewel de Tathagatagarbha-leringen het bestaan van een gescheiden zelf lijken te onderwijzen, wijzen ze op de inherente mogelijkheid om ontwaken te bereiken, en niet op het bestaan van een gescheiden zelf. De dharmadhatu-leringen maken dit nog duidelijker: de werkelijkheid is een onverdeeld geheel; ontwaken is de realisatie van dit geheel.
Sikhisme
Het sikhisme verkondigt de filosofie van zelfrealisatie. Dit is mogelijk door "aatam-cheennea" of "Aap Pashaanae", het zelf zuiveren van het valse ego:
'Atam-cheene' is zelfanalyse, die wordt verkregen door in jezelf te kijken in het licht van de leringen van Sri Guru Granth Sahib. Het is het proces van jezelf evalueren en analyseren op de toetssteen van 'naam simran', dat, als het wordt beoefend, in het zelf doordringt en het van binnenuit wast. Het vuil van te veel materialisme verdwijnt, het zelf wordt gezuiverd en de geest komt in ‘charhdi kala/hogere gemoedstoestand’. Dit betekent dat het zelf moet worden beoordeeld, onderzocht en gezuiverd, wat leidt tot zelfrealisatie en de zuivering van. Eenmaal gezuiverd helpt de geest bij het inluiden van eenheid met de Superkracht, zoals de Guru zegt: "Atam-cheen bhae nirankari" (SGGS:P. 415), wat betekent dat iemand door zelfrealisatie op de Vormloze Heer wordt afgestemd. Indirect betekent het dat zelfrealisatie leidt tot Godrealisatie.
Goeroe Nanak zegt:
Degenen die zichzelf realiseren, worden ondergedompeld in de Heer Zelf.
Wie zichzelf realiseert, leert de essentie kennen.
Annilition/vernietiging
Ego-dood en de daarmee samenhangende term ‘egoverlies’ zijn in de context van de mystiek door de religiewetenschapper Daniel Merkur gedefinieerd als ‘een beeldloze ervaring waarin er geen gevoel van persoonlijke identiteit is. Het is de ervaring die mogelijk blijft in een toestand van extreem diepe trance wanneer de ego-functies van het testen van de realiteit, zintuiglijke waarneming, geheugen, rede, fantasie en zelfrepresentatie worden onderdrukt [...] Islamitische soefi's noemen het fana ('vernietiging'), en middeleeuwse joodse kabbalisten noemen het het 'de kus des doods'".
Carter Phipps stelt verlichting gelijk aan ego-dood, wat hij definieert als "de verzaking, afwijzing en uiteindelijk de dood van de behoefte om vast te houden aan een afzonderlijk, egocentrisch bestaan".
In de Jungiaanse psychologie definiëren Ventegodt en Merrick de egodood als "een fundamentele transformatie van de psyche". Een dergelijke verschuiving in de persoonlijkheid wordt in het boeddhisme een ‘ego-dood’ genoemd, of door Jung een psychische dood.
In de vergelijkende mythologie is ego-dood de tweede fase van Joseph Campbell's beschrijving van de Hero's Journey, die een fase van scheiding, transitie en incorporatie omvat. De tweede fase is een fase van zelfovergave en ego-dood, waarna de held terugkeert om de wereld te verrijken met hun ontdekkingen.
In de psychedelische cultuur definiëren Leary, Metzner en Alpert (1964) ego-dood, of ego-verlies zoals zij het noemen, als onderdeel van de (symbolische) ervaring van de dood waarin het oude ego moet sterven voordat iemand spiritueel herboren kan worden. Ze definiëren ego-verlies als "... volledige transcendentie - voorbij woorden, voorbij ruimtetijd, voorbij het zelf. Er zijn geen visioenen, geen zelfgevoel, geen gedachten. Er zijn alleen puur bewustzijn en extatische vrijheid"

Comments